Foto: www.gooienvechthistorisch.nl (SAGV032.5)
Na de aanleg van de Oosterspoorlijn in 1874 kwam het gebied ten oosten van deze spoorlijn tot ontwikkeling. Het waren vooral industrieën en bijbehorende functies die op de enggronden tussen de radiaalwegen neerstreken.
De Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij bouwde er woningen voor haar personeel. Bij de industriegebouwen werden ook arbeiderswoningen en directiewoningen gebouwd. De eerste industrieën waren onder meer een ijzer- en metaalgieterij, een margarinefabriek, een stoom-verffabriek, de haarden- en brandkastenfabriek E.M. Jaarsma en een tapijtfabriek. Bakker Van Dongen liet achter zijn bakkerij een straat met huurwoningen bouwen. Hij kreeg toestemming de straat Bakkerstraat te noemen. Na 1900 vonden ook andere functies ten behoeve van de bewoners een plek, zoals winkels, scholen en een badhuis. De ontwikkeling die begon als particulier initiatief, werd later met de bouw van meer omvangrijke volkswoningbouwcomplexen voortgezet door woningbouwverenigingen en de gemeente.
De Gemeentelijke Gasfabriek werd in 1885 opgericht op het laagstgelegen stuk stuifzandgebied op de heide in de oude wijk ‘over het spoor’. Het geproduceerde gas was zowel voor (goedkopere) straatverlichting als voor verkoop aan particulieren bestemd. Het gas vond zijn weg naar fabrieken, hotels, openbare gebouwen, het station en naar vele villa’s. De kolen werden aangeleverd over een spoorlijntje, dat vanaf het station de wijk in liep. Naast gast werden ook de reststoffen als bijproducten verkocht: cokes, koolteer, ammoniak en afgewerkte ijzeraarde. In 1897 werd de muntgasmeter ingevoerd. De fabriek werd een aantal malen uitgebreid en was het beeldbepalende element in de wijk. De fabriek lag uiteindelijk te midden van woonwijken.
Bij de fabriek werd in 1941 een compressorstation gebouwd naar het ontwerp van W.M. Dudok. De gemeentevoertuigen werden omgebouwd, zodat zij, in plaats van op de schaars geworden benzine, op methaangas konden rijden. In het compressorstation werden methaangas en lichtgas gecomprimeerd, zodat het opgeslagen kon worden in gastanks op auto’s. De overkapping van het station werd op grote hoogte aangebracht om de volle gastank op de auto’s de ruimte te geven. Als de gastank leegliep klapte de houten stelling in. In 1962 werd de fabriek opgeheven toen de gemeente, als één van de eersten in Nederland, overging van kolengas op aardgas.
Bron: Annette Koenders, Hilversum. Architectuur en Stedenbouw 1850-1940, Zwolle (2001).
Kleine Drift, Hilversum