Foto: www.gooienvechthistorisch.nl (SAGV032.2)
In 1919 werd het landgoed aangekocht door de Stichting Diamantbewerkers Koperen Stelenfonds Nieuwe Levenskracht om er een sanatorium voor arbeidstherapie voor tubercoloselijders te vestigen. Het geld werd onder meer bijeengebracht door de verkoop van de koperen steeltjes waarop de diamanten werden vastgezet tijdens het slijpen. Door de naoorlogse crisis en door de organisatorische problemen kon men niet meteen met de bouw beginnen. In de periode tussen de aankoop van het landgoed en het begin van de bouw van het sanatorium werden werkzaamheden op het terrein verricht die voor de toekomst van groot belang zouden zijn.
Grote boomgaarden werden aangelegd en een gedeelte van de heide werd bebost met 27.000 jonge dennetjes. Het verblijf tussen dennen of grof sparren werden buitengewoon geschikt geacht voor tbc-patiënten. De boomgaarden konden bij exploitatie ook en vooral door de patiënten worden benut. Het sanatoriumcomplex werd na bestudering van het terrein uiteindelijke gepland in het gebied met dennenbomen aan de zuidzijde. Het oorspronkelijke ontwerp bevatte een hoofdgebouw en vier paviljoens, waarvan er uiteindelijk twee werden gerealiseerd. in 1928 werden het hoofdgebouw, het Henri ter Meulenpaviljoen en het skelet van het Mr. H.C. Dresselhuyspaviljoen opgeleverd. In 1931 werd het Dresselhuyspaviljoen afgebouwd.
De gebouwen hebben een betonskelet, afgewerkt met een vlies van glas, staal (stalen ramen) en stucwerk (gestucte borstweringen en niet-dragende muren). De rankheid wordt versterkt door de verjonging (naar buiten toe in maat afnemend) van de balken waardoor niet alleen materiaal werd bespaard maar ook uitdrukking werd gegeven aan het streven van Duiker naar immaterialisatie, dat wil zeggen het vermijden van voor de constructie overbodig materiaal.
In het hoofdgebouw bevonden zicht ruimten voor de centrale functies, zoals de ontvangsthal, de behandelruimten, de eetzaal, de recreatiezaal en het ketelhuis. De plattegrond van het hoofdgebouw werd gebaseerd op een assenstelsel. De eerste as in oost westelijke richting wordt gevormd door de twee onderdoorgangen: de eerste om de patiënt af te zetten bij de hoofdingang en de tweede om langs de andere zijde terug te rijden. De tweede as ligt loodrecht op deze as en is gerelateerd aan het verkeer binnen het complex. Op deze as liggen de trappen van het hoofdgebouw en komen de centrale assen van het terrein en de paviljoens samen. In de paviljoens verbleven de patiënten.
De sanatoriumfunctie bleef tot 1957 bestaan. Daarna werd het complex als ziekenhuis in gebruik genomen. In 1993 werd het complex verlaten. Het Ter Meulenpaviljoen werd in 1958 verbouwd en is altijd in gebruik gebleven.
Bron: Annette Koenders, Hilversum. Architectuur en Stedenbouw 1850-1940, Zwolle (2001).
Loosdrechtse bos 19, Hilversum