Dudoks Verkeershuis, een geschiedenis

Door: Joke Reichardt, architectuurhistoricus en gids van het Dudok Architectuur Centrum

Van 1921 tot 1972 werden bezoekers aan Hilversum op het Stationsplein verwelkomd door een markant en kleurrijk gebouwtje, een vroeg ontwerp van de Directeur Publieke Werken van de gemeente Hilversum W.M. Dudok (1884-1974). “Het staat daar, als een stukje modern Gooi, als een kleine illustratie van ónze streek in haar hoedanigheid van lust- en toeristenoord, verrezen in Gooiland’s hoofdplaats natuurlijk en, zeer terecht op de plaats, waar reizigers hun eerste schreden zetten op Hilversum’s grondgebied, gereed als het ware om hen met open armen te ontvangen”, aldus de Gooi- en Eemlander in september 1921 vlak na de opening.[i] Een halve eeuw lang deed het gebouwtje dienst als inlichtingenbureau voor de plaatselijke VVV, maar in 1972 sneuvelde het in de plannen voor de reconstructie van de centrumkern in Hilversum.

Typisch Dudok

Het kantoor van de Vereniging voor Vreemdelingen Verkeer Hilversum (VVVH) zag er uit als een groot uitgevallen kiosk en werd in de volksmond al gauw aangeduid als ‘Verkeershuisje’. Het was een laag gebouw, opgetrokken uit houten delen op een stenen plint. Het relatief hoge schilddak was belegd met grijze pannen. De ver overstekende dakrand en hoge schoorsteen met sierelement kenmerken het ontwerp als een ‘typische Dudok’.  Onder de luifel was een langwerpig venster, waarachter de waren als in een etalage lagen uitgestald. Het venster volgde de hoek van de gevel naar de toegangsdeur, die zich schuin tegenover de stationsuitgang bevond. Via een portaal kwam de bezoeker in een kleine bezoekersruimte waar men aan een balie bediend werd. Dit was niet meer dan een klein afgescheiden hoekje van het magazijn annex personeelsruimte. Een tweede ruimte was ingericht als bestuurskamer. Deze was voorzien van een betegelde open haard, eveneens door Dudok ontworpen. De kamer deed ook dienst als werkkamer van de directeur. Aan de zuidkant diende een uitbouwtje als fietsenstalling en berging.

Kleurrijk

De bouwkundig medewerker van de Nieuwe Rotterdamsche Courant zag in 1926 op het Stationsplein, dat volgens hem ‘een troosteloze chaos van eigenbouwers-knoeierijen’ was, slechts “één geestige kleurplek”.[ii] Hij doelde daarbij op het verkeershuis, dat hij het ‘Vreemdelingenhuisje van Dudok’ noemde. Bij de presentatie van zijn ontwerp schreef Dudok al dat het gewenst was dat het verkeershuis ‘in decoratieve kleuren’ moest worden geschilderd.[iii] Dat zou recht doen aan de locatie waar het gebouwtje kwam te staan én tegelijk reclame maken voor de doelstellingen van de VVVH. Wat die kleuren precies waren is lastig te achterhalen. Op een enkele ingekleurde ansichtkaart na, is het verkeershuis slechts in zwart-wit afgebeeld. Het is aan de dichterlijke omschrijving van de verslaggever van de Gooi- en Eemlander te danken dat we een idee hebben van de kleurenrijkdom van Dudoks ontwerp.

De luifel was volgens de verslaggever van een smetteloos-wit dat helder glansde onder het grijze pannendak.[iv] Een dak dat overigens op de enige eigentijdse kleurenafbeelding (voor zover bekend) van een opvallend rood is! Onder het brede etalagevenster waren de horizontale houten planken zwart geschilderd waarin ‘de hel-blauwe streepjes fijntjes het groote sobere vlak breken’. De ramen toonden van dichtbij ‘kleine onderbrekingen van teergekleurde lood-in-glas figuurtjes’. De raamstijlen deden door hun hel-gele kleur fris aan. De toegangsdeur was blank gelakt en de overige gevelwanden bestonden uit zachte grijsgele schrootjes (‘beige heet die kleur der mode’,  voegde de verslaggever nog toe). Op de hoeken ‘pralen fier en blij de warme oranjeplekken’. De blauw-met-gele wimpel en oranje kwast die de naast de ingang geplaatste vlaggenmast sierden, bleven ook niet onvermeld.

Interieur

Al even kleurrijk en uitgebreid werd het interieur in hetzelfde artikel beschreven. In het magazijn annex personeelsvertrek waren de toeristische gidsen in twee, met glazen deuren afgesloten, kastjes alfabetisch gerangschikt. Tussen de kastjes was een schrijfbureau. Zowel het bureau als de balie was belegd met linoleum. Het ontwerp van de kasten en het schrijfbureau waren getekend door Dudok. Al het houtwerk in het interieur was dubbel gebeitst en daarna gelakt, ‘waardoor de vlamming van het hout nog mooier uitkomt’, vond de verslaggever. De zoldering was in een helder goudgele kleur geschilderd, afgewisseld met oranje en zwarte balkjes. De tegels van de schoorsteen waren blauwachtig.

Geschenken

Veel interieuronderdelen waren geschonken door ondernemers. Zij werden in de krant met naam en toenaam vermeld: N.V. Meubileerinrichting F. v.d. Heide (gordijnen), Firma Bernard Noordman (twee tafelkleden), Firma Volmer (een foto van de Hilversumse kei in een eiken lijst), Gooi- en Eemlander (een Jaarsma-haard), Firma Brouwer en v.d. Heijden (twee vloerkleden), Firma A. v.d. Weg (een klok voor boven de haard), H. Lotz (de door Dudok nog te ontwerpen lampen), N.V. Hilcok  (elektrisch waterketeltje) en C. Opmeer (met zilver gemonteerde ebbehouten voorzittershamer). Wijnhandel J. v.d. Smit jr. schonk de wijn voor de opening en P. Jungman schonk een kistje sigaren voor de eerste vergadering van het bestuur van de VVVH in het Verkeershuis. De verslaggever vergat niet te vermelden dat indien anderen nog iets zouden willen schenken, zij zich konden wenden tot de secretaris van de VVVH. Deze secretaris was niet geheel toevallig ook de hoofdredacteur van de Gooi- en Eemlander en, volgens een recent artikel over het Verkeershuis, de vermoedelijke schrijver van het lyrische artikel uit 1921.[v]

De VVVH deelde zelf ook een cadeau uit. In augustus 1921 had de vereniging een zwerfkei uit de voorlaatste ijstijd, nu bekend als de ‘Hilversumse Kei’, van de Vereniging Stad en Lande van Gooiland geschonken gekregen. De kei was gevonden op de Gooise heide. Ter gelegenheid van de opening van het Verkeershuis schonk de VVVH de kei door aan de gemeente Hilversum, die hem plaatste op een pleintje aan de ’s Gravelandseweg.

Toerisme in Hilversum

Onder invloed van de Romantiek kwam in de negentiende eeuw de toerist op die naar ‘buiten’ trok om te ontspannen en van het natuurlijk landschap te genieten.[vi] De komst van de Spoorwegen waarvan het net zich in de tweede helft van de eeuw snel uitbreidde, zorgde ervoor dat ‘buiten’ sneller en beter bereikbaar werd. In Nederland werd in 1883 de ANWB opgericht en in 1885 zag de eerste Vereniging voor Vreemdelingenverkeer (VVV) het licht in Valkenburg (Zuid-Limburg).[vii] Al snel kreeg de vereniging afdelingen in het hele land.

In 1874 kreeg Hilversum een station aan de spoorlijn Amsterdam-Amersfoort en vanaf die tijd kwam het toerisme naar de regio op gang.[viii] Uitstapjes naar Hilversum en het Gooi kwamen binnen handbereik en een aantal hotels vestigde zich in de gemeente en omgeving. In 1895 verscheen de Gids voor Hilversum, uitgegeven door de Vereeniging Algemeen Belang.[ix] De ondertitel vermeldt de inhoud van het boekwerk: o.m. bevattende alle noodige inlichtingen voor een bezoek aan het dorp en de omstreken, benevens: aanwijzingen voor wandelingen en rijtoeren. In de gids adverteerden de grotere hotels. Zo komen we te weten dat  Hotel Trompenberg (‘Hotel en pension eerste rang’) 50 kamers had en een lees- en conversatiezaal, een pneumatische klok en een eigen lawntennis- en croquetbaan (het hotel was gevestigd aan de Tromplaan)[x]. In de eerste twee decennia  van de twintigste eeuw nam het aantal overnachtingsmogelijkheden toe met ‘middenklasse’ hotels en particuliere pensions.[xi] Koffiehuis Jans, in 1872 door Pieter Joseph Jans (1811-1894) met het oog op de komst van het station gevestigd aan de latere Stationsstraat, groeide al snel uit tot hotel Jans, een gerenommeerd hotel waar niet alleen gasten van buiten verbleven maar waar ook geregeld dans- en concertavonden voor de inwoners van de gemeente plaatsvonden.[xii] Hotel Jans was jarenlang de beroemde buur van Dudoks Verkeershuis.

Het hoeft geen betoog dat de gezonde buitenlucht en het ruime en afwisselende landschap aantrekkingskracht uitoefenden op de toeristen die naar de streek kwamen. Heide, bossen, akkers, hoogten en laagten, buitenplaatsen en villaparken, millennia-oude grafheuvels en archeologische vondsten, het was allemaal in deze omgeving te vinden.[xiii] Wandelingen naar het Spanderswoud, Corversbos, ’t Hoogt van ‘Kruis, Anna’s hoeve, Trompenberg en Zwaluwenberg, het Hilversums of Laarder wasmeer vormden een geregeld zondags uitstapje voor families, doorgewinterde wandelaars en flora- en faunaliefhebbers. Reisbeschrijvingen van beroepswandelaars, ooggetuigeverslagen en de toeristische gidsen spoorden menigeen aan om Hilversum en het Gooi te ontdekken.

Vereniging voor Vreemdelingenverkeer Hilversum

Aan het begin van de twintigste eeuw verenigden een aantal ondernemers en notabelen in Hilversum zich in de ‘Vereeniging tot bevordering van het vreemdelingenverkeer in en verfraaiing van Hilversum en naaste omgeving’.[xiv] De leden waren vooral middenstanders, eigenaren van hotels, cafés en restaurants. De vereniging subsidieerde evenementen en hield er een inlichtingenbureau op na (gevestigd aan de Groest 2), maar was in het algemeen niet erg actief. Vermoedelijk hield de vereniging in de Eerste Wereldoorlog op te bestaan.[xv] Vanuit de gemeenteraad kwam in die periode de oproep om een Permanente Verkeers- en Reclamecommissie in te stellen, die het toerisme (of vreemdelingenverkeer zoals men vaker zei) moest bevorderen én de aantrekkelijkheid van Hilversum als vestigingsplaats moest vergroten. “De gemeentekas heeft de meer gegoede nodig”, aldus raadslid Boerhout in de raad.[xvi] Een voorstel van B&W om een bedrag van f 28.000,- beschikbaar te stellen, waarvan f 15.000,- voor de bouw van een verkeershuis aan het Stationsplein haalde het echter niet.[xvii] Maar de belangstelling voor het toerisme bij horeca en middenstand bleef bestaan.

Op initiatief van C. Opmeer, eigenaar van Hotel Gooiland, werd in oktober 1920 een ‘Voorlopig Comité tot oprichting eener afdeeling Hilversum der Algemeene Nederlandsche Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer’ opgericht.[xviii] Tot de leden behoorden onder meer burgemeester J. Kardux en H.G. van Wijk, directeur van de Gooi- en Eemlander, en een aantal (horeca-)ondernemers. Zij vonden het droevig gesteld met het vreemdelingenverkeer in Hilversum. Henri van Calker, secretaris van het comité en tevens hoofdredacteur van de Gooi- en Eemlander, constateerde in zijn krant dat de ondernemers en de gemeente duidelijk in gebreke waren gebleven. “Hebben wij het onzen gasten prettig en gemakkelijk gemaakt tijdens hunne omdolingen in onze gemeente […] Of hebben wij wellicht den golf van toeristen onverschillig laten aanspoelen, niet opgevangen in veilige bedding, zoodat hij afvloeide naar alle kanten heen?”[xix] Dat laatste was duidelijk het geval, aldus van Calker. Hij deed een oproep aan de middenstand om zich in te zetten voor een Vereniging voor Vreemdelingenverkeer in Hilversum. “Zolang Hilversum geen Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer heeft, ontbreekt  haar een der eerste krachten in haar drang  naar omhoog”, eindigde hij zijn pleidooi.

Van Calkers oproep bleef niet zonder succes. Met voldoende leden en geld in kas werden op 11 februari 1921 de statuten van de ‘Vereeniging voor Vreemdelingen Verkeer Hilversum’ unaniem goedgekeurd en was de VVVH een feit. Volgens de statuten had de vereniging twee doelstellingen: het bevorderen van het vreemdelingenverkeer in Hilversum en omstreken én de vestiging in Hilversum. Mede door ‘oprichting en instandhouding van een te Hilversum gevestigd bureau, welks taak is het geven van voorlichting, zoowel schriftelijk als mondeling, betreffende Hilversum en Omstreken’, trachtte zij haar doelstellingen te bereiken.

Oprichting van een Verkeershuis

Aan de wens voor een eigen informatiebureau in Hilversum kwam de gemeente de vereniging tegemoet. Dudok kreeg de opdracht een Verkeershuis te ontwerpen. Op 26 april 1921 bood hij de gemeente zijn ontwerp aan. In zijn aanbiedingsbrief gaf Dudok aan dat ‘ingevolge de opdracht de indeeling en grootte [is] besproken met den heer Kardux, wnd Voorzitter der Vereeniging en vervolgens met het Bestuurslid den Heer Bakker’.[xx] Kennelijk had Dudok als budget een bedrag van f 2500,- à f 3000,- meegekregen want nadrukkelijk gaat hij in zijn brief in op de kosten van het gebouwtje. Voor dat bedrag zou slechts een bescheiden Directiekeet kunnen worden gebouwd, aldus Dudok. Het Verkeershuis had de grootte van ‘twee houten noodwoningen’ die tezamen al een bedrag van ruim f 5500,- zouden vorderen. Alleen al de ligging van het Verkeershuis ‘bij het entrée  van de Gemeente Hilversum’, vroeg om andere, ‘decoratieve’ welstandseisen. Dudok schatte de kosten voor zijn Verkeershuis in op f 7500,-. Na enige discussie in de gemeenteraad, die vooral te maken had met de betrokkenheid van de Gooi- en Eemlander in het bestuur van de VVVH, “menschen die […] dag in dag uit het aanzien van de gemeente op een perfide manier naar beneden halen”, werd met 11 stemmen voor en 5 tegen het voorstel voor de bouw van Dudoks ontwerp voor het geschatte bedrag aangenomen.[xxi] Het Verkeershuis zou aan de VVVH worden verhuurd voor een bedrag van 600,- per jaar. In het huurcontract werd opgenomen dat het onderhoud van het buitenwerk voor rekening van de gemeente zou komen en de kosten van onderhoud van het binnenwerk, de waterleiding, waterkranen, closetinrichting en -leidingen en alle glasruiten voor rekening van de VVVH.[xxii]

In maart 1922 kwam Dudok op de kosten terug. Vanwege enige tegenslag bij de bouw, de funderingen moesten dieper gegraven worden dan gepland en de levering van het houtwerk had langer op zich laten wachten, had de bouw van het Verkeershuis f 10.900,- bedragen. De gemeente stond hiermee voor een voldongen feit en accepteerde de overschrijding  zonder huurverhoging voor de VVVH.

Bezwaar

Een bezwaar van eigenaar H.W. Jans van het naastgelegen Hotel Jans kreeg geen gehoor bij de gemeente. Hem was toegezegd dat het Verkeershuis op het Stationsplein “dit niet zou ontsieren en het gezicht op mijn Hotel niet geheel ontnomen zou worden”.[xxiii] In juni 1921 schreef hij aan de gemeenteraad dat nu het tegendeel bleek en verzocht hij de gemeente het geplande fietsenhok te doen vervallen. Volgens Dudok was van enige ontsiering geen sprake en stond het de gemeente vrij haar grond op het Stationsplein te gebruiken.[xxiv] Op zijn advies nam de gemeente het bezwaar voor kennisgeving aan. Enkele jaren later ondernam Jans een nieuwe poging. Tezamen met zijn buurman J.G. Verhoop, wonende Achterom 12c, schreef hij in augustus 1925 een brief aan de gemeenteraad met het verzoek het Verkeershuis te verplaatsen of de fietsenstalling en het bijbehorend plantsoen te verwijderen ten gunste van een open bestrating.[xxv] Als reden voerden zij aan dat er een gevaarlijke verkeerssituatie was ontstaan doordat het Verkeershuis en de bomen erachter het zicht op de omliggende wegen ontnamen. Zij voegden twee tekeningetjes toe met de bestaande en de gewenste situatie. In een reactie gaf Dudok aan de verkeerssituatie niet zodanig te vinden dat deze de hoge kosten van een verplaatsing of verwijdering  van het Verkeershuis rechtvaardigde.[xxvi] Bovendien, voegde hij toe, leek het bezwaar hem meer ingegeven door het belang van hotel Jans dan de verkeerssituatie ter plaatse. In overleg met Jans had hij al enkele bomen verwijderd en overige begroeiing laag afgesnoeid. De gemeente reageerde dan ook afwijzend op het verzoek van de heren Jans en Verhoop.

Trekpleister

In het Verkeershuis konden arriverende reizigers en inwoners van Hilversum terecht voor allerhande inlichtingen over horeca, hotels en pensions in de omgeving, tips voor dagjes uit, het kopen van kaartjes voor concerten en evenementen, spoor- bus en tramtijden en zelfs voor informatie over vakantiebestemmingen in het buitenland. Het bureau bleek een grote trekpleister voor de gemeente te zijn en het aantal bezoekers nam een grote vlucht. In 1938 constateerde de Gooi- en Eemlander een grote drukte in het Verkeershuis en sprak met de dienstdoende medewerkster juffrouw Brouwer.[xxvii] “De post bracht dagelijks talrijke aanvragen om inlichtingen over de schoonheid der Gooische dreven en over de keuze van logies en dergelijke. Ook het bezoek aan het bureau steeg met den dag”, tekende de krant op. Het was een goed teken voor de gemeente dat het zo druk was in het Verkeershuis, vond de verslaggever. “Als het verkeershuis, de barometer, op ‘hoog’ staat, gaat het Hilversum niet slecht.”

Aanpassing en uitbreiding

Het grote aantal bezoekers aan het Verkeershuis maakte dat in 1940 de balie vergroot diende te worden om het publiek goed te kunnen blijven bedienen. Bij die gelegenheid werd een onderzoek ingesteld naar de staat van het gebouwtje. Er bleek nogal wat achterstallig onderhoud te zijn. In februari 1940 rapporteerde de plaatsvervangend Directeur Publieke Werken A.J. Gerritse in een brief aan B&W over de slechte staat van het verkeershuis.[xxviii] De houten plafonds en wanden bleken te zijn gekrompen waardoor de naden niet meer aaneensloten. Ook in de kapconstructie werden de nodige mankementen aangetroffen. Publieke Werken adviseerde deze te versterken met stalen balken en kolommen. Voor de wanden en plafonds werd een bekleding met celotex (een nieuw soort zacht board) aangeraden. De goten lekten en dienden van nieuwe zinkbekleding te worden voorzien.

Om de vertrekken goed te kunnen blijven verwarmen wenste de directeur van de VVVH de aanleg van gasverwarming. Vanwege de kosten werd hiervan echter afgezien.[xxix]

In januari 1941 waren alle verbeteringen alle aangebracht. De publieke ruimte was aanzienlijk groter geworden en van een bank voor de wachtenden voorzien. De balie, die een kwart slag was gedraaid, was ruim twee keer zo lang gemaakt. Om voldoende administratieruimte over te houden werden kastjes verplaatst. Ook de bestuurskamer kreeg een nieuwe houten kast, waarvan de kosten (f 90,-) op de VVVH werden verhaald.[xxx] Het driedelige etalageraam aan de Stationsstraat werd vervangen door één groot raam om voldoende etalageruimte te krijgen.

In 1948 was er opnieuw de noodzaak enkele verbeteringen aan het gebouwtje aan te brengen. Er was achterstallig buitenschilderwerk en het dak en goten behoefden reparaties.[xxxi] Tevens meende de Directeur Publieke Werken dat de “onooglijke lichtreclames van de gemeente-lichtbedrijven waarvoor reeds lang niet meer wordt betaald” moesten worden verwijderd.[xxxii] De gemeente ging akkoord met een bedrag van f 1900,- voor de herstelwerkzaamheden.

Een voorgestelde verbouwing in 1954 waardoor het gebouw aanzienlijk zou worden vergroot, ging om onbekende redenen niet door, maar in 1957 vond een beperktere uitbreiding plaats.[xxxiii] Het Verkeershuis werd aan de achterzijde uitgebreid met een aanbouw, die bestemd werd als nieuwe directieruimte. De voormalige bestuurs- annex directiekamer werd personeelsruimte. De kosten hiervan waren begroot op f 14.000,-.

“Niet gebouwd om uit elkaar genomen te worden “

In de plannen voor de herinrichting van het centrum en het stationsgebied die de gemeente na de Tweede Wereldoorlog maakte, paste Dudoks Verkeershuis niet meer. Vanwege de slechte staat waarin het gebouw verkeerde kon het niet in zijn geheel worden verplaatst. De VVV kreeg kantoor in het voormalig restaurant De Arend naast het stationsgebouw.[xxxiv] De gemeente stond voor de vraag wat te doen met Dudoks Verkeershuisje. Zij besloot advies te vragen aan Dudoks vroegere compagnon R.M.H. Magnée of hij het gebouwtje voldoende waardevol achtte om de materialen op te slaan en later eventueel tot herbouw over te gaan.[xxxv] Maar volgens Magnée zou dat de moeite niet lonen, aangezien “het gebouwtje niet is geconstrueerd om uit elkaar genomen te worden”.[xxxvi] Wel adviseerde hij de oorspronkelijke constructietekeningen te bewaren of, indien niet meer aanwezig het gebouw opnieuw op te meten en vast te leggen. In dat geval zou het verkeershuis, indien later de gelegenheid zich zou voordoen, met originele materialen en originele kleuren kunnen worden herbouwd. De gemeente besloot hierop dat zonder bezwaar tot afbraak van het gebouw kon worden overgegaan. Begin 1972 ging Dudoks Verkeershuisje dan ook aan de sloophamer ten onder.


[i] Gooi- en Eemlander, 3 september 1921 (via www.delpher.nl).

[ii] Brieven over Bouwkunst, Nieuwe Rotterdamsche Courant, 26 maart 1926 (via www.delpher.nl).

[iii] Brief Dudok aan B&W dd. 26 april 1921, Streekarchief Gooi- en Vechtstreek, SAGV020-57.

[iv] ‘’t Verkeershuis van de V.V.V.H.’, Gooi- en Eemlander, 3 september 1921 (via www.delpher.nl).

[v] Eddie de Paepe, ‘Het verloren pareltje van Dudok’, Gooi- en Eemlander, 31 oktober 2020.

[vi] W.A. van Druyten,’Toerist en toerisme’, in: C. van Aggelen, J. Lamme en L.J. Westermann (red.), Naar Hilversum! Toerisme en recreatie in Hilversum tussen 1870 en 1940, Hilversum 1989, p. 8.

[vii] Druyten 1989 (zie noot 6), p. 9.

[viii] L.H. van Keijzerswaard, ‘Hilversum en de trein’, in: C. van Aggelen, J. Lamme en L.J. Westermann (red.), Naar Hilversum! Toerisme en recreatie in Hilversum tussen 1870 en 1940, Hilversum 1989, p. 16.

[ix] Druyten 1989 (zie noot 6), p. 22.

[x] Idem, p. 24.

[xi] Idem, p. 27.

[xii] Jan E. Lamme, ‘Hotel Jans, een eeuw uw tweede thuis’, Hilversums Historisch Tijdschrift Eigen Perk (1999) 3, pp. 335-350.

[xiii] L.A. van Voorden, ‘De paden op, de lanen in’, in: C. van Aggelen, J. Lamme en L.J. Westermann (red.), Naar Hilversum! Toerisme en recreatie in Hilversum tussen 1870 en 1940, Hilversum 1989, p. 48.

[xiv] C.M. Abrahamse, ‘De vereniging voor vreemdelingenverkeer in Hilversum en haar voorgangers’, in: C. van Aggelen, J. Lamme en L.J. Westermann (red.), Naar Hilversum! Toerisme en recreatie in Hilversum tussen 1870 en 1940, Hilversum 1989, p. 36.

[xv] Abrahamse 1989 (zie noot 14), p. 38.

[xvi] Idem en Gemeentebestuur Hilversum, Gedenkboek Hilversum 1424-1924, Hilversum 1924, p. 448.

[xvii] Gemeentebestuur Hilversum, Gedenkboek Hilversum 1424-1924, Hilversum 1924, p. 448.

[xviii] Abrahamse 1989 (zie noot 14), p. 40.

[xix] Gooi- en Eemlander, 6 november 1920 (via www.delpher.nl).

[xx] Brief Dudok aan B&W dd. 26 april 1921, Streekarchief Gooi- en Vechtstreek, SAGV020-57.

[xxi] Notulen gemeenteraad dd. 3 mei 1921, Streekarchief Gooi- en Vechtstreek, SAGV020-57.

[xxii] Huurcontract, bijlage bij brief Dudok aan B&W dd. 16 mei 1922, Streekarchief Gooi- en Vechtstreek, SAGV020-57.

[xxiii] Brief Jans aan de Gemeenteraad van Hilversum, dd. 28 juni 1921, Streekarchief Gooi- en Vechtstreek, SAGV020-57.

[xxiv] Handgeschreven reactie Dudok, 8 juli 1921, Streekarchief Gooi- en Vechtstreek, SAGV020-57.

[xxv] Brief Jans en Verhoop aan de Gemeenteraad van Hilversum gedateerd  augustus 1925, Streekarchief Gooi- en Vechtstreek, SAGV020-57.

[xxvi] Brief Dudok aan B&W dd. 17 augustus 1925, Streekarchief Gooi- en Vechtstreek, SAGV020-57.

[xxvii] Gooi- en Eemlander, 10 augustus 1938 (via www.delpher.nl).

[xxviii] Brief Gerritse aan B&W dd. 16 februari 1940, Streekarchief Gooi- en Vechtstreek, SAGV160-1629.

[xxix] Diverse correspondentie, Streekarchief Gooi- en Vechtstreek, SAGV160-1629.

[xxx] Brief B&W aan Bestuur VVVH dd. 29 oktober 1940, Streekarchief Gooi- en Vechtstreek, SAGV160-1629.

[xxxi] Brief Directeur Publieke Werken aan B&W dd. 7 april 1948, Streekarchief Gooi- en Vechtstreek, SAGV160-1629.

[xxxii] Idem.

[xxxiii] Diverse correspondentie, Streekarchief Gooi- en Vechtstreek, SAGV168-798.

[xxxiv] Gooi- en Eemlander, 30 december 1971.

[xxxv] Notulen B&W dd. 5 november 1971, Streekarchief Gooi- en Vechtstreek, SGAV160-2901.

[xxxvi] Brief Magnée aan B&W dd. 13 december 1971, Streekarchief Gooi- en Vechtstreek, SGAV160-2901.

website: sbddesign.nl