Foto: www.gooienvechthistorisch.nl (SAGV077)
In de lange negentiende eeuw, die begon rond 1800 en eindigde met de eerste wereldoorlog kwam de ontwikkeling van Hilversum pas goed op gang. De aanleg van wegen in de eerste helft van de eeuw, zoals de Weg van ’s-Graveland naar Soestdijk en de Utrechtseweg, maakte het dorp beter bereikbaar. Langs deze wegen ontstond lintbebouwing. Vrijgekomen heide-, bos- en landbouwgronden werden gebruikt voor de aanleg van landgoederen en buitenplaatsen. Hier verruilden de rijke Amsterdammers in de zomer de stinkende stad voor schone lucht. Een aantal grote landgoederen en buitenplaatsen werd aan het eind van de negentiende en begin twintigste eeuw verder verkaveld tot ruime villaparken.
Met de opening van het station aan de Oosterspoorlijn in 1874 nam de ontwikkeling een enorme vlucht. De buitenplaatsen werden nu permanent bewoond en de bezitters ervan werden de eerste forensen. De relatief grote aantallen villa’s en landhuizen uit de tweede helft van de negentiende eeuw en het begin van de twintigste eeuw getuigen van deze ontwikkeling. Een tweede stroom forensen kwam op vlak na 1900. Dit was een middenklasse die het zich kon veroorloven buiten te gaan wonen en dagelijks naar het werk in Amsterdam te reizen. Dit leidde tot de bouw van middenstandswijken, voornamelijk ten zuiden van het centrum.
Aan het begin van de negentiende eeuw had de textielnijverheid de agrarische sector verdrongen. Tientallen fabriekjes verrezen in het centrum en in het oosten en westen van het dorp. Landbouwers verdienden bij in de textielfabrieken. De industriële revolutie zorgde voor grotere tapijtfabrieken, vooral langs de Groest en aangrenzende straten. Ook aanverwante industrietjes vestigden zich in Hilversum, vooral ten oosten van het spoor. De eerste arbeiderswijk verscheen hier aan het eind van de negentiende eeuw.
De rijke nieuwe inwoners lieten hun buitenplaatsen, landhuizen en villa’s vaak door bekende architecten ontwerpen en aanleggen. Gosschalk, Abr. Salm, de gebroeders Van Gendt, J.H. Slot, De Bazel en Berlage, allen hebben wel een of meerdere paleisjes in Hilversum neergezet. Een groot deel van het oeuvre van Johan Hanrath is in Hilversum te vinden. Voor tuinontwerpen tekenden bekende namen als Tersteeg, Springer of Copijn. Pierre Cuypers ontwierp de neogotische Vituskerk aan de Emmastraat, waarvan de kerktoren tot de vier hoogste van Nederland behoort.
De Woningwet van 1901 moest een einde maken aan verkrotting en de slechte hygiënische omstandigheden van de arbeidersbuurten en stelde kwaliteitseisen aan nieuw te bouwen woningen. Gemeenten werden verplicht uitbreidingsplannen te maken die hieraan getoetst konden worden. Hilversum groeide aanzienlijk, maar zonder overkoepelend plan en was onregelmatig verkaveld. Gemeente-architect Piet Andriessen maakte een eerste uitbreidingsplan, maar uitvoering ervan bleef op zich wachten. Het was zijn opvolger W.M. Dudok die de stedenbouwkundige ontwikkeling van Hilversum vanaf 1915 tot ver in de twintigste eeuw zou bepalen.