Foto: Dudok Architectuur Centrum
Toen aan jonkvrouwe A.G. Willink in 1879 gronden werden verkocht, bezwaarden de gebroeders De Groot een gedeelte daarvan met een servituut. Op grond daarvan mocht het terrein niet hoger dan 1.25 meter worden bezet, betimmerd of bebouwd. Het servituut verzekerde de omwonenden een vrij uitzicht, maar zal mede ingegeven zijn door esthetische motieven. Door het openhouden van het stukje grond bleef het concept van de groepering van villa’s rondom een openbaar terrein in tact.
In 1912 schonk de latere eigenaar, H.E. Kleijn van Willigen, eveneens woonachtig aan de Boomberglaan, de grond aan de gemeente. De gemeente vond het jammer dat er door het servituut geen plantsoen met bomen langs de wegen mocht worden aangelegd, maar alleen een grasveld met bloemperken. In 1913 werd de grond vanwege de gunstige ligging in het hart van de gemeente toch aanvaard.
Verschillende mogelijkheden werden bekeken, totdat plantsoenopzichter K. Rysdorp met het voorstel kwam er een rosarium van te maken. Op aandringen van raadsleden werd in 1914 het deskundige advies gevraagd van de bekende tuinarchitect D.F. Tersteeg te Naarden. Hij vond de aanleg van een rozengaarde een uitstekend idee. Tersteeg stelde slechts enkele verbeteringen voor. Om te voorkomen dat passanten van de paden gebruik zouden gaan maken, stelde Tersteeg voor het Rosarium maar aan een zijde open te stellen. De locatie zou dan een rustig en intiem plantsoen worden dat met de fraaie rozenbeplanting zou uitnodigen tot een aangenaam verwijlen.
Aan drie zijden gaf Tersteeg bankjes aan met het gebladerte van een heg als achtergrond. Overigens vereenvoudigde Tersteeg het plan van Rysdorp door veranderingen voor te stellen in de hoogteverschillen en de verhoudingen tussen de vakken en de banden. Het toepassen van hoogteverschillen en verdieptliggende grasvelden zijn karakteristieken van de ontwerpen van Tersteeg die ook in zijn ontwerpen voor andere villatuinen voorkwamen.
Vanaf 1916 werd het Rosarium gedurende de gehele dag voor het publiek opengesteld. In 1949 werd er een verzetsmonument geplaatst, ontworpen door beeldhouwer V.P.S. Esser. De in brons gegoten mannenfiguur staat op een granieten sokkel. Door opvulling van het verdiepte middengazon met het centrale rozenvak verdween het hoogteverschil. Gezien de hoogte van het monument is de hand gelicht met het oude servituut, dat immers bepaalde, dat er maximaal tot 1.25 meter mocht worden gebouwd.
Bron: Annette Koenders, Hilversum. Architectuur en Stedenbouw 1850-1940, Zwolle (2001).
Bergweg 11. Hilversum